Vul onderstaande gegevens in en ontvang binnen enkele minuten een mail met de uitleg over hoe je een blog of link kan plaatsen!
In ons klimaat krijgen we steeds meer te maken met extreme weersomstandigheden. Door de globale klimaatsveranderingen kunnen ook in ons gematigde zeeklimaat de verschillen tegenwoordig groot zijn. Er kunnen ineens langere droogteperioden ontstaan, waarbij alles op het land verdroogt, of kletsnatte perioden met heel veel regen, waardoor gebieden zelfs overstroomd kunnen raken en de planten wegrotten.
Aan het weer kunnen we helaas niets veranderen. Aan de gevolgen ervan voor onze tuin kunnen we iets doen, in ieder geval rekening houden met de soort planten, die we poten. Bijvoorbeeld droogteminnende planten, wanneer we in de regio vaker te maken krijgen met droge perioden, en plantaardige nathalzen, wanneer we wonen in een gebied met regelmatige vochtverzadiging en/of hoge waterstanden.
Wanneer planten in een droge of een natte grond staan, zegt dat overigens ook vaak iets over twee andere zaken: de grondsoort en de groeiplek. Wat de grondsoort betreft, kunnen we er over het algemeen vanuit gaan dat we bij een droge standplek te maken hebben met een zanderige grond en bij een natte standplek met een kleiïge grond. Kijken we naar de groeiplek, dan geeft droogte of natheid ook een kleine indicatie voor wat betreft de standplek van de plant: in de zon of in de schaduw.
Een zanderige grond is in feite al een droge grond van zichzelf, omdat hemelwater snel in de bodem zal wegzakken. De doorlaatbaarheid van zandgrond is immers groot. In een warme periode met weinig regen zal het met enige regelmaat begieten van planten in deze grond dan ook een must zijn. Dit geldt zeker voor planten, die in de volle zon staan, maar ook planten met een standplek in de schaduw krijgen op deze grond uiteindelijk toch last van een watertekort.
Om het droogteprobleem te verminderen zou je over kunnen gaan tot grondverbetering, bijvoorbeeld door middel van het doorspitten van organisch materiaal (compost, mest, tuinaarde e.d.) of het aanbrengen van een humuslaag (organisch materiaal), waardoor vocht beter zal worden vastgehouden. Maar daarvoor moet het natuurlijk wel regelmatig regenen. In de steeds vaker voorkomende droogteperioden, zonder of met heel weinig regen, zullen deze maatregelen alleen niet of nauwelijks voldoen en blijft beregening of begieting noodzakelijk om de planten in leven te houden.
Een droge tuin is niet gemakkelijk, maar er zijn zeker mogelijkheden. Er zijn namelijk (gelukkig) een groot aantal planten, die een droge standplek prefereren en het daarop (met af en toe een beetje begieten) toch prima doen. Door niet slechts te kijken naar het uiterlijk van de plant, maar vooral te letten op de eisen, die de plant aan zijn omgeving stelt, kan een droge tuin er dus ook heel aantrekkelijk uit komen te zien.
Lage planten (tot circa 80 centimeter hoog): alant (Inula), alsem of bijvoet (Artemisia), edelweiss (Leontopodium), gipskruid (Gypsophila), goudsbloem (Calendula), hoornbloem (Cerastium), huislook (Sempervivum), kruisdistel (Eryngium), marjolein (Origanum),
Linksboven: edelweiss.
parelzaad (Lithodora), reigersbek (Erodium), strobloem (Helichrysum), tijm (Thymus), vlas (Linum), zonneroosje (Helianthemum).
Hoge planten (vanaf 1 meter en meer hoog): beemdkroon (Knautia), brem (Cytisus), graslelie (Anthericum), indigolupine (Baptisia), judasboom (Cercis), kaardenbol (Dipsacus), kaasjeskruid (Malva), linde (Tilia), palmlelie (Yucca), pruikenboom (Cotinus), sierhaver (Helictotrichon), tamarisk (Tamarix), valse acacia (Robinia), vedergras (Stipa), zijdeplant (Asclepias).
Rechts: kaardenbol.
Lage planten (tot circa 80 centimeter hoog): andoorn (Stachys), bijenkorfje (Prunella), cyclaam (Cyclamen), distel (Carlina), ereprijs (Veronica), hertshooi of St.-Janskruid (Hypericum), kattenkruid (Nepeta), leptinella (Leptinella), moederplantje (Saxifraga), schoenlappersplant (Bergenia), streepvaren (Asplenium), vlasleeuwenbek (Linaria), vetkruid (Sedum), zandkruid (Arenaria), zwenkgras (Festuca).
Rechts: toorts.
Hoge planten (vanaf 1 meter en meer hoog): spierstruik (Spiraea), toorts (Verbascum), wegdistel (Onopordum), wolfsmelk (Euphorbia), zandhaver (Leymus).
Bij natte grond denken we in de eerste plaats aan een kleigrond met een slecht doorlatende structuur. Vette zeeklei kan zelfs zo'n dichte, vaste structuur hebben, dat je er poppetjes van kunt kleien. Leuk voor de kinderen, maar slecht voor de planten. Over het algemeen is klei wel een vruchtbare grondsoort. Eigenlijk dien je vooral te kijken op welke wijze de structuur en doorlaatbaarheid van de grond kan worden verbeterd. Een mogelijkheid hiertoe is het in de klei spitten of frezen van grof zand (metselzand) of het toevoegen van organisch materiaal, zoals humus in de vorm van bijvoorbeeld, compost, veengrond of turfmolm. Door het vermengen van de kleigrond met grovere (organische) deeltjes zal de structuur en daarmee de doorlaatbaarheid uiteindelijk verbeteren, waardoor hemelwater beter zal wegzakken.
Een andere mogelijke oorzaak van een natte grond kan zijn, dat de tuin op een diepere laag een slechte drainage heeft. Hierdoor blijft hemelwater te lang in de bovenste grondlaag hangen, die dan volledig is verzadigd en kunnen de planten wegrotten.
Indien alle maatregelen al zijn genomen om de structuur van de grond te verbeteren en het vochtigheidsprobleem blijft bestaan, dan is het misschien nodig om de bodem extra te draineren door een ondergrondse drainagebuis in de tuin aan te (laten) leggen. In de land- en tuinbouw is dit een zeer gebruikelijke procedure bij natte akkers en weilanden. Hoewel voor particuliere tuinen best een ingrijpende en redelijk kostbare operatie, wordt het plaatsen van drainagebuizen toch steeds vaker als een optie gezien om het probleem van de te natte bodem voor de lange termijn op te lossen.
Echter, hoeveel je er ook op los zult laten: de kans dat een natte tuin een droge tuin wordt is zeer gering. Om toch een mooie tuin te creëren, kun je het best kiezen voor planten, die deze vochtige bodem aan kunnen en/of er zelfs de voorkeur aan geven. Bij de voorbeelden staan vooral gewone tuinplanten met een voorkeur voor vochtige grond. Typische waterkant- en vijverplanten heb ik buiten beschouwing gelaten.
De meeste van de hier onderstaande planten houden van halfschaduw of schaduw, maar een aantal gedijen ook in de volle zon (kijk voor de groeiplekcondities naar de aanwijzingen, die in tuincentra bij de plant worden gegeven).
Lupine.
Lage planten (tot circa 80 centimeter hoog): balsemien of vlijtig liesje (Impatiens), drieblad (Trillium), dotterbloem (Caltha), eendagsbloem (Tradescantia), hartlelie (Hosta), helmbloem (Corydalis), lievevrouwebedstro (Galium), kogelbloem (Trollius), longkruid (Pulmonaria), lupine (Lupinus), naaldvaren (Polystichum), pimpernel (Sanguisorba), sleutelbloem (Primula), scharnierbloem (Physostegia), schuimbloem (Tiarella), slangenwortel (Calla), smeerwortel (Symphytum), spirea (Astilbe), struisvaren (Matteuccia), veldbies (Luzula).
Astilbe.
Hoge planten (vanaf 1 meter en meer hoog): bamboe (bijvoorbeeld Fargesia, Pseudosasa en Phyllostachys), berenklauw (Heracleum), blauwe regen (Wisteria), hortensia (Hydrangea), kattenstaart (Lythrum), kornoelje (Cornus), krentenboompje (Amelanchier), leverkruid (Eupatorium), moerasspirea (Filipendula), prairielelie (Camassia), rabarber (Rheum), rietgras (Phalaris), rododendron (Rhododendron), schildvaren (Dryopteris), specerijstruik (Calycanthus), tafelblad (Astilboides), vlier (Sambucus), wederik (Lysimachia), zilverkaars (Cimicifuga), zonnekruid (Helenium).
Een mooie tuin met fraaie planten is ook mogelijk bij een droge of juist een vochtige bodem.
Links: zonnekruid.
Allereerst kunnen maatregelen worden genomen om de structuur en/of doorlaatbaarheid van de bodem te verbeteren. Daarna kunnen het beste planten worden uitgezocht, die goed kunnen omgaan met de conditie van de grond in de tuin. Het is dan alleen maar een kwestie van kiezen: de juiste planten voor de juiste grond op de juiste groeiplek.
Copyright © 2024 Alle rechten voorbehouden | Tuinencom.nl